De geschiedenis van de ’s-Gravelandse buitenplaatsen begint bij een groepje welgestelde Amsterdammers. In de Gouden Eeuw gaan de zaken goed. Om inflatie te voorkomen, zoekt men naar goede mogelijkheden om te investeren. De Amsterdammers laten hun oog vallen op het gebied waar nu ’s-Graveland ligt. Toen niet meer dan woest onland met bos, stuifzandheuvels, veenmoeras en heide. De rijke Amsterdammers bouwden hier in de zeventiende eeuw statige landhuizen. Om de onderneming iets winstgevender te maken wordt een deel van de zandgrond afgegraven en naar Amsterdam vervoerd voor de aanleg van de Keizers-, Heren- en Prinsengracht. De schepen keren terug met mest, huisvuil en gier om de arme ’s-Gravelandse grond vruchtbaar te maken.
Op het ontgonnen land worden vervolgens boerderijen gebouwd en samen met het land in pacht uitgegeven. De boerderijen maken vervolgens plaats voor buitenhuizen en zo ontstaan er uiteindelijk 18 buitenplaatsen. De buitenplaatsen liggen op de overgang van het veengebied en zandgronden. Dit zorgt voor een gevarieerde natuur.
Op dit moment zijn 10 van de 18 buitenplaatsen in eigendom zijn van de vereniging Natuurmonumenten. Deze vereniging beschermt de natuur in Nederland. Ze beheert meer dan 100.000 hectare.
In de bossen van deze ’s-Gravelandse buitenplaatsen, heb ik deze foto gemaakt.
