Vanuit de schietsport: maak een foto tussen 2 hartslagen in.
Van
deze site over schiettechniek, valt het volgende te leren over de beweging die je zelf produceert:
De beweging van het geweer wordt veroorzaakt door twee componenten: spiertrillingen in de steunarm en het lichaam en een pulserende beweging veroorzaakt door de hartslag. Onze hartslag veroorzaakt een pulserende beweging van het lichaam. Borst, schouders, armen, nek, handen en vingers bewegen allemaal op het ritme van onze hartslag. Ze zijn in contact, of verbonden met lichaamsdelen die contact hebben met, het geweer. Dit kan je goed waarnemen als je een geweer gebruikt met een telescoop. De kruisdraden dansen in het ritme van de hartslag over de schijf op en neer. Verander je houding en het bewegingspatroon van de kruisdraden veranderd ook. De beweging als gevolg van spiertrillingen kan door training gereduceerd worden, de amplitude van de hartslag niet. Je kan niet je hartslag niet stoppen, maar je kan hem wel langzamer laten worden. Je hartritme gaat omhoog wanneer je opgewonden raakt. Je ademhaling reageert op dezelfde wijze. Omdat Olympische stijl schieten inhoudt dat je op extreem kleine doelen schiet kan de kleinste beweging van de schutter zijn score verslechteren. Zelfs je hartslag kan een treffer in de ‘9‘-ring tot gevolg hebben. Daarom gebruiken schutters onder hun schietjas en schietbroek zachte en flexibele kleding die de vibraties van de hartslag helpt dempen. Harde en stijve kleding resulteren in een grotere overdracht van de hartslag op het geweer waardoor een grotere pulserende beweging van het geweer optreedt.
Voorafgaand aan de Olympische spelen van 1996 in Atlanta, USA, werd door het Georgia Tech Research Institute in Amerika een radar gestuurd apparaat ontwikkeld om de hartslag van geweer- en boogschutters draadloos te kunnen meten. Met dit apparaat waren de schutters in staat tijdens de training hun hartslag waar te nemen waardoor ze de circa 5 miliradian (circa 0,28 graden) beweging van de boog of geweer door de hartslagen konden ontlopen.
In een onderzoek door Helin, Sihvonen, and Hanninen (1987) werd de timing van het overhalen van de trekker in relatie tot de hartslag cyclus (RR interval - het gedeelte tussen twee hartslagen) onderzocht bij top pistool- en geweerschutters. Het resultaat toonde aan dat de top schutters de trekker overhaalden in het latere deel van de diastole fase (TP interval), terwijl beginnende schutters willekeurig gedurende de gehele diastole fase de trekker overhaalden. (de top van de T-golf is het eind van de systole en start van de diastole fase).
De onderzoeken gaven aan dat het beste moment voor het overhalen van de trekker ligt in de diastole fase – gedurende de rustfase van het hart.
Bij topschutters worden in de liggende en knielende schiethouding de bewegingen tijdens het richten voor 60 tot 80 procent veroorzaakt door de hartslag. Het rechter figuur toont de beweging van het geweer over de schijf. De gele lijn tijdens de hartslag, de blauwe lijn de periode tussen twee hartslagen. Conclusie is dat het beste moment om het schot te lossen, de periode tussen twee hartslagen is. Hoe groter de tijd tussen de hartslagen, hoe langer het geweer stil zal staan. Een goede fysieke en mentale conditie is dus een vereiste.
Tijdens de wedstrijd zal het niet mogelijk zijn om bewust de pulserende beweging waar te nemen en te controleren, je kunt hem echter wel in je lichaam voelen. Ook dit moet je door middel van training tot een automatisme maken.
Het leren voelen van je hartslag doe je door middel van autogene training. Deze training realiseert meerdere doelen in één oefening: het voelen van je hartslag in meerdere delen van je lichaam, ontspanning van je spieren, en psychologische training. Het ideomotor effect is een psychologisch effect waarbij onbewuste (spier)bewegingen worden opgewekt zonder bewuste beïnvloeding of sturing. Enkel het inbeelden van een beweging of situatie wekt op zichzelf al een spierreactie op. De ademhaling is direct gekoppeld met de hartslag en andere lichaamsfucties. Een langzame ademhaling veroorzaakt een langzame hartslag. Hierdoor kunnen beoefenaars van Yoga controle uitoefenen over autonome (zelfsturende) functies van het lichaam, die normaal door het autonome zenuwstelsel bestuurd worden.
Door een langzame ademhaling en ideomotor training – het visualiseren van spieren aan het werk - toe te passen, wek je een automatische verlaging van je hartslag op. Nadat je hierin geoefend bent geraakt gebruik je een object om het opbouwen van de trekkerdruk te oefenen. Verlaag je hartslag en laat het ‘schot’ afgaan, circa 0.3 tot 0.5 seconde na een hartslag. Daarna ga je het op de schietbaan oefenen. Eerst door middel van droogvuren op een blanke schijf, daarna met scherp, waarbij je alleen maar concentreert op het voelen van je hartslag en de trekkerdruk.